Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zeg tot hen: [Zo waarachtig als] Ik leef, spreekt de Heere HEERE, [16]zo Ik lust heb in den [17]dood des goddelozen! maar daarin [heb Ik lust], dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. [18]Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want [19]waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? 16. Een afgebroken rede in het eedzweren gebruikelijk; zie Num.14:23. 17. Gelijk gij meent en klaagt dat Ik belust ben om u te doden, ofschoon gij u van uwe boosheid bekeerdet, alsof het evenveel bij mij is of gij u bekeert of niet, hoe gij het ook maakt, wel of kwalijk, gij moet er evenzeer aan, gelijk goddelozen murmureerders en huichelaars plegen te spreken; vergelijk boven hfdst.18 vs.23, met de aantekening. 18. Dat is de zaak [wil God zeggen] daar schort het u, dat gij al in uwe goddeloosheid blijft, en evenwel tegen mijne plagen murmureert, in plaats dat gij u moest bekeren. 19. Alsof God zeide: Hoe blijft gij zo dwaas, dat gij uw eigen verderf u op den hals haalt door uwe onbekeerlijkheid? Zo gij zo wilt voortgaan, kan u toch niets anders overkomen dan dat gij in uwe verkeerdheid moet sterven en bederven. Bedenkt dit toch eens terdege, tot uw eigen best.